Cursus haken voor gevorderden.
Als vervolg op de haakcursus voor beginners is hier de haakcursus voor gevorderden. Wanneer je toe bent aan iets meer uitdaging en wat andere technieken wilt leren is dit artikel misschien interessant voor jou.
In deze cursus leer je: 1. Magic loop, 2. Starten zonder ketting van lossen (foundation crochet), 3. Reliëfstokjes, 4. Ketting van lossen in twee kleuren, 5. Een toer onzichtbaar sluiten, 6. Haken met textielgaren, 7. Bijzondere vormen, 8. Keerstokje, 9. Verlengde steken.
1. Haakwerk starten met een Magic loop (magische lus, magische ring, draadlus, schuif lus).
De Magic loop is een manier om te starten met rond haken. Dit wordt veel gebruikt bij amigurumi haken omdat er geen gaatje in het midden blijft waar de vulling door naar buiten kan komen. Amigurumi is de Japanse naam voor gehaakt of gebreid knuffeltje.
Je kunt in de Magic loop ook andere steken haken. Als je halve stokjes wilt haken, haak dan eerst 2 lossen voor de hoogte. Als je stokjes wilt haken, haak dan eerst 3 lossen voor de hoogte.
2. Starten met een rij steken zonder lossen te haken (in het Engels Foundation crochet).
Deze manier van haakwerk starten is iets ingewikkelder dan een ketting van lossen maar als je eenmaal het principe door hebt werkt het heel fijn. Voordeel van deze basis rij is dat je ter plekke je aantal steken kunt aanpassen zodat je altijd het juiste aantal steken hebt en deze start kant is heel rekbaar en daardoor zeer geschikt voor het haken van kleding. Dit voorkomt dus dat je start kant te strak wordt zoals vaak gebeurd bij een ketting van lossen.
Wat je eigenlijk doet is starten met een korte rij lossen met daar op één haaksteek. Wanneer je vasten gaat haken start je met 2 lossen. In het Engels heet dit Foundation single crochet. Voor een basis rij met halve stokjes haak je 3 lossen. In het Engels heet dit Foundation half double crochet. Voor stokjes start je met 4 lossen. In het Engels heet dit Foundation double crochet. Daarna haak je steeds een losse met een steek daar bovenop aan deze steek vast.
Basis rij met vasten.
Haak 2 lossen. Je steekt in, in de eerste losse. Sla de draad om en haal door de lus. Dan nogmaals omslaan en door 1 lus halen. Deze stap moet je zien als de losse onder de steek. Daarna maak je de vaste af, dus omslaan en door 2 lussen halen. De beginlossen worden niet meegeteld als steek.
Wanneer je de volgende vaste er aan vast gaat haken steek je in, in de losse die we onder de steek hebben gemaakt. Sla de draad om en doorhalen. Nu eerst weer een losse haken en daarna pas de vaste.
Basis rij met halve stokjes.
Start met 3 lossen. De werkwijze is het zelfde als bij de basis rij met vasten alleen maak je steeds 1 extra omslag zoals bij het gewone halve stokje.
Basis rij met stokjes.
Haak 4 lossen. Draad omslaan en insteken in de eerste losse. Sla de draad om en haal door de lus. Dan nogmaals omslaan en door 1 lus halen. Deze stap moet je zien als de losse onder de steek. Daarna maak je het stokje af, dus omslaan en door 2 lussen halen, omslaan en door 2 lussen halen. Let op! De ketting van lossen aan het begin wordt in dit geval geteld als het eerste stokje!
Ik laat deze drie basisrijen zien in dit filmpje:
3. Reliëfstokjes.
Reliëfstokjes maak je door een stokje te haken over of achter een andere steek van de vorige toer. Je steekt de haaknaald dus niet in de bovenkant van de steek (door het v-tje) maar om de steek van de vorige toer. Dit gaat het makkelijkste bij stokjes en dubbele stokjes, maar het kan ook om een vaste heen gehaakt worden. Je steekt je haaknaald van rechts naar links achter of voor de steek langs en haakt dan je stokje zoals altijd. Ik zal het laten zien in het volgende filmpje:
Er bestaan leuke haaksteken waar je reliëfstokjes in gebruikt zoals de Mandensteek.
4. Ketting van lossen in twee kleuren.
Maak een opzetlus met 2 draden tegelijk (2 kleuren). Voor je een losse haakt, steeds eerst de andere draad een keer omslaan, van voor naar achter. Zo krijg je een mooi, stevig, 2 kleurig koord. Je kunt op deze ketting van lossen ook gewoon steken haken net als bij een gewone ketting van lossen.
5. Toer onzichtbaar sluiten.
Dit werkt alleen wanneer je rond haakt. Het is een alternatieve manier om te eindigen en af te hechten. Je kunt bijna niet zien waar je bent geëindigd. Gebruik deze manier van eindigen wanneer je geen rand haakt of wanneer je delen aan elkaar gaat naaien.
6. Haken met textielgaren (zpagetti/ztringz).
Gebruik voor het haken met textielgaren een dikke haaknaald. In de meeste gevallen is 12 mm prima. Een enkele keer is de draad wat dunner, dan is 10 mm dik genoeg. Wil je dat het werk wat steviger wordt dan is een dunnere haaknaald aan te raden. Is de draad heel rekbaar, gebruik dan een dikkere haaknaald om te voorkomen dat het te strak wordt. De dikste haaknaald die ik heb is 15 mm dik. Deze vind ik wat moeilijk vast te houden.
Materiaal:
Iedere bol is verschillend. Soms is de stof heel rekbaar en soms helemaal niet. De ene draad is wat dikker dan de andere. Vanwege deze verschillen is het niet te voorspellen hoeveel je er mee kunt haken. Uit de ene bol kun je misschien net geen hele tas haken en uit de andere bol 2 hele tassen.
Ook is het niet altijd mogelijk om nog een bol van het zelfde materiaal te kopen omdat het een restmateriaal is uit de kleding industrie. Houd hier rekening mee als je materiaal gaat kopen, koop liever een bol te veel dan te weinig. Het materiaal kan in de wasmachine gewassen worden. Tassen met handvatten niet.
Soms zitten er knopen in de draad. Je kunt de knoop laten zitten en gewoon door haken of de knoop er tussenuit knippen en opnieuw aanhechten (zoals je een nieuwe kleur aanhecht).
Je kunt ook zelf een draad van stof knippen, bijvoorbeeld van oude T-shirts.
Meten:
Omdat ieder materiaal anders is kun je voor een bepaald patroon geen vast aantal steken aanhouden. De enige manier om de juiste maat te bepalen is om regelmatig te meten. Meet het werk altijd na de eerste rij! De beginketting lossen zal vaak uitrekken als je er vasten of stokjes in haakt. Dit kan echt meerdere centimeters schelen.
Ik raad iedereen aan om vooral je eigen fantasie te gebruiken. Dit materiaal nodigt echt uit tot experimenteren. Doe het lekker op je eigen manier. Combineer het ook met andere materialen, dit kan zeer verrassende resultaten opleveren. Zoals bij dit mandje.
Deze is gehaakt met haakkatoen over een draad textielgaren heen.
7. Bijzondere vormen.
- Ovaal.
Deze vorm wordt vaak gebruikt als bodem voor een tas, mobielhoesje e.d. Je haakt een ketting van lossen waar je aan twee kanten vasten omheen haakt. Alleen in de eerste en laatste losse worden steken gemeerderd. Het maakt dus niet uit met hoeveel lossen je start.
Toer 1: Haak in de tweede losse vanaf de haaknaald 2 vasten. Haak in alle volgende lossen 1 vaste. Haak in de laatste losse van de ketting 5 vasten. Haak aan de andere kant van de lossen verder en haak in alle steken 1 vaste. Haak in de steek waar je in begonnen bent nog 3 vasten. Sluit de toer met een halve vaste in de eerste vaste. Hier is de schematekening die laat zien wat je in toer 1 hebt gedaan:
Toer 2: Haak 1 losse. Start met 2 vasten in de eerste steek. Daarna steeds 1 vaste in iedere vaste. Haak in de vaste bijna aan het einde, daar waar je de bocht om gaat, 2 vasten. Dan weer 1 vaste in de vaste helemaal aan het einde. In de volgende vaste, daar waar je de bocht om gaat, 2 vasten. Dan weer steeds 1 vaste in de volgende steek. Ook weer 2 vasten in de steek bijna aan het einde, daar waar je de bocht om gaat. Haak als laatste 1 vaste in de steek helemaal aan het einde van de toer. Sluit de toer met een halve vaste in de eerste vaste. Hier is de schematekening die laat zien wat je in toer 2 hebt gedaan:
Als het nodig is om de ovaal nog groter te maken haak dan in de steken in de bocht steeds 2 vasten. In alle andere steken 1 vaste.
- Halve cirkel.
Als je een halve cirkel wilt haken met vasten, dan start je met 2 lossen. Als je een halve cirkel wil haken met stokjes, dan start je met 5 lossen.
Een halve cirkel haken gaat qua steken meerderen het zelfde als een hele cirkel haken. Het enige verschil is dat je de helft van het aantal steken haakt en dat je steeds moet keren en keerlossen moet maken.
Stel dat je normaal gesproken een cirkel haakt die start met 6 vasten, dan start je een halve cirkel met 3 vasten. Vervolgens haak je 1 keerlosse en keer je het werk. Ik zou in dit geval de keerlosse niet tellen als een steek. Dan meerder je zoals je dat bij een cirkel ook doet: eerst in iedere steek 2 steken, volgende rij afwisselend 1 steek en 2 steken, volgende rij afwisselend 2 keer 1 en 1 keer 2 steken enz. enz.
Met stokjes werkt het precies hetzelfde alleen haak je dan 2 of 3 keerlossen (ligt aan hoe strak je haakt). Ik zou de keerlossen in dit geval wel tellen als het eerste stokje.
Je kunt de halve cirkel ook starten met een Magic loop, trek het alleen niet heel strak aan.
- Button.
Een button (knoop/knop) is een bolle vorm die veel wordt gebruikt in Freeform handwerk.
Start met een ketting van lossen (4, 5 of 6 lossen ongeveer). Sluit deze met een halve vaste tot een ring. Haak 1 losse en haak daarna vasten in de ring. Je hoeft de steken niet te tellen want je gaat door tot je bij de eerste bent aangekomen.
Haak dan een halve vaste in de eerste vaste. Maak weer 1 losse en ga weer vasten haken in de ring. Steek niet in, in de bovenkant van de vaste maar weer in het midden van de ring. Je haakt dus over de vasten heen.
Sluit de toer weer met een halve vaste in de eerste vaste. Als je nog genoeg ruimte hebt in het midden van de ring, haak dan nog een toer vasten over de vorige vasten.
Sluit af met een halve vaste in de eerste vaste van de laatste toer. Draai de knoop om. De achterkant is in dit geval de voorkant. Hecht de draden af.
Haak eventueel een toer kreeftsteek of vasten om de knoop.
- Meerkleurige spiraal.
Dit kun je doen met 2 of meer kleuren. Kies garen dat qua dikte ongeveer gelijk is.
Start met een ketting van lossen, hoeveel hangt er van af met hoeveel kleuren je de spiraal gaat maken en hoeveel stokjes er in de ring zullen komen. Sluit de ring met een halve vaste in de eerste losse.
Start met 3 lossen en haak dan stokjes in de ring, tussen de 4 en 7 stokjes afhankelijk van hoeveel kleuren je gaat gebruiken en hoe groot je ring is. Trek een grote lus en laat de draden hangen.
Hecht de volgende kleur aan en doe het zelfde als met kleur 1. Indien gewenst met een derde/vierde kleur herhalen.
Haak steeds stokjes op de 3 lossen van het eerste stokje. Haak 2 of 3 stokje in de laatste losse om de bocht om te gaan. Waar je rechtdoor gaat haak je 1 stokje op ieder stokje.
Afhechten kun je doen waar en wanneer je maar wilt. Je kunt de rand geleidelijk af laten lopen door steeds kleinere steken te maken (van stokje naar half stokje naar vaste naar halve vaste).
8. Keerstokje.
Wanneer je stokjes haakt start je over het algemeen met 3 lossen om de juiste hoogte te bereiken. In plaats van 3 lossen kun je ook een keerstokje haken, dat is soms mooier. Een keerstokje kun je op verschillende manieren haken. Ik laat in dit filmpje twee verschillende manieren zien.
9. Verlengde haaksteken.
Je kunt haaksteken een heel klein beetje langer maken door 1 extra stap uit te voeren tijdens het haken van de steek. Dit gebeurd na het insteken, omslaan en doorhalen. Dan sla je om en haal door 1 lusje. Daarna de steek afmaken zoals gebruikelijk. De steek wordt niet alleen iets langer, het ziet er ook iets anders uit. Tevens staat een verlengde steek iets meer rechtop. Bekijk in dit filmpje hoe dit werkt:
Dit is het einde van de haakcursus voor gevorderden. Een aantal onderwerpen heb ik niet in de haakcursussen aan bod laten komen zoals het wisselen van kleur en meerderen en minderen. Hier heb ik aparte artikels over geschreven.