Vierkant lapje.

Zet steken op met behulp van een haaknaald. Ik gebruik een breiring met 31 pinnen en een haaknaald 7 mm. Ik gebruik 21 pinnen, het lapje wordt ongeveer 20 x 20 cm.

Wikkel daarna alle pinnen nogmaals (e-tjes) en haal de onderste lussen over.

Vanaf nu gaan we afwisselend recht en averecht breien, zo krijgen we ribbels. De rechte steken maak ik d.m.v. e-tjes. Wikkel de eerste pin niet (we maken een kantsteek).

De averechte steken maak ik door de draad onder de lus op de pin te leggen, het haakje van boven naar beneden door de lus te steken, de draad door te halen, de oude lus van de pin halen, nieuwe lus op de pin zetten. Brei ook hier de eerste steek niet (kantsteek). De laatste steek van de averechte rij breien we recht! (e-tje wikkelen en lus over halen)

Brei ribbels en meet regelmatig het werk. Als het lapje bijna vierkant is gaan we afkanten. Daar gebruiken we de haaknaald voor. Haal de eerste lus van de pin (waar de draad zit) en haal vervolgens ook de tweede lus er af. Haak nu een halve vaste, dus draad omslaan en door beide lussen halen. Haal nu de volgende lus van de pin. Haak weer een halve vaste. Enz.

Dit lapje ziet er nu aan alle kanten hetzelfde uit, allemaal v-tjes. Dit zorgt er voor dat je de lapjes heel makkelijk aan elkaar kunt haken of naaien.

Probeer deze lapjes ook eens te maken met andere breisteken. Brei wel steeds de laatste steek recht.